Posted by on 22 augustus 2018

‘Vroeger’ klommen we graag, mijn man Raymond en ik. En we beseften bij iedere behaalde klim dat we, als we wilden, nóg hoger konden komen. Het had niet zozeer te maken met klimmen, maar meer met het verkennen en verleggen van grenzen. Met iedere stap in contact zijn, aftasten en leunen. In contact met het gesteente, met iedere spier in het lichaam, met de adem die zwoegt in de ijl wordende lucht, met het hart dat werkt en werkt.

Iedere stap wordt bewust gezet. Aftastend en kordaat tegelijkertijd. In de bergen weet je niet altijd of de steen waar je je voet op plaatst wel stevig ligt en je gewicht zal dragen. Als opstap zal dienen voor wederom een stap omhoog. In de bergen leer je te vertrouwen op jezelf.

Deze zomer zijn we met het gezin in Oostenrijk en hebben we menig berg bekeken. Hier, nu, op 2600m hoogte bij de Weissee, zie ik het kruis van de berg voor mij. Ik leg mijn hoofd in mijn nek en tuur naar de universele markering van de top. Er is een onmiskenbaar verlangen in mij om mijn rugzak te pakken en met mijn blik voorwaarts te gaan. Naar die top. Het voelt als het meest natuurlijke om te doen, als een onweerstaanbare lokroep die mijn wezen aanroept. Mijn dochter klimt op schoot en kijkt ook omhoog. Vol verwondering en ontzag voor dit natuurschoon. Ze wordt er stil van en ik kan blijven en haar bedding zijn. Raymond en ik kijken elkaar over haar blonde krulletjes heen aan: als de kinderen groter zijn, keren we terug en klimmen we naar boven. Dat is een belofte die we elkaar stilzwijgend doen met een enkele blik.

Iets in mij mijmert door over de tocht naar boven, ik herinner mij hoe het voelt om de top van een 4000-er te naderen, de wind volop om mij heen te voelen wervelen en zo dicht bij de zon te zijn. Om te voelen hoe lichaam en geest samenwerken om stap voor stap de weg naar boven te voltooien. Tot die ene laatste stap die resulteert in de grootst mogelijke grijns. Een euforie die elke porie opvult en maakt dat je een jubel de vallei ver beneden jou in wilt sturen. Mijn hart dat groeit en groeit tot het lijkt te knappen. Van geluk en van inspanning. Van ontzag en trots. Ik zou vervolgens mijn ogen sluiten en alle indrukken in en buiten mij waarnemen, om ze daarna te openen en het prachtige uitzicht tot mij te nemen. Voelen hoe ik aan de ene kant met beide benen stevig gegrond ben en aan de andere kant opstijg en meedrijf op de wind. De lucht is ijl en maakt mij licht in mijn hoofd. Mijn evenwicht zoekt continu naar bedding en vindt dat uiteindelijk in de stevigheid en standvastigheid van de berg. Iets in mij wil hoger, alsmaar hoger. De wolken zijn een handreiking van mij verwijderd. Het uitzicht niet te beschrijven.

De top. Het is daarboven een ultieme combinatie van warmte en koude. Waar de wereld ineens een stuk groter is en de nietigheid van de mens voelbaar wordt. Waar ik mij grootser dan ooit voel. En waar tegelijkertijd de grens van het fysieke en mentale wordt opgerekt. Waar al het gedoe en de drukte van alledag ver weg lijken en zich ergens in de diepte afspelen. Het is pure eenvoud in al zijn complexiteit.

Deze bergen zijn er al zo lang, ze doorstaan wind en weer en het kan hier flink spoken. We zien nu ook wolken in een rap tempo naderen en besluiten na een laatste blik op de hooggelegen rotsvlakte om te keren en af te dalen.

De wereld heeft zoveel moois te bieden. En we kunnen meer dan we denken. Onze 7-jarige zoon loodst zijn zusje over de keien en rotsen heen. ‘Maud, als je maar gelooft in jezelf, dan kun je alles!’ hoor ik hem tegen haar zeggen. Ik word er stil van en neem het mee in mijn hart.

Daar. Zo vlakbij de bergtop.

Posted in: Blog