In opperste concentratie doet ze een beetje roze oogschaduw op de kwast, het puntje van haar tong steekt wat uit haar mond als ze haar uiterste best doet het netjes op haar oogleden aan te brengen. Van buiten naar binnen in kleine vegen en warempel, de kwast laat precies genoeg roze glitters achter. Nu is haar tweede oog aan de beurt en weer veegt ze met het kwastje wat make-up van buiten naar binnen. Nog een keer, want er mogen nog wat glitters bij. Na iedere veeg inspecteert ze of het voldoende is, en telkens mag er nog een beetje bij.
Ik kijk toe, verwonderd over hoe jong ze is en hoe bewust ze zich is van wat we straks gaan doen. Wie ze gaat zien.
De kwast wordt zorgvuldig in het doosje opgeborgen, waarna ze me aankijkt en haar ogen wat luikt zodat ik het resultaat kan keuren.
‘Goed zo, mam?’
Ze trekt haar wenkbrauwen omhoog en haar mondhoeken gaan omlaag zodat ik het goed kan zien.
Ik strijk met mijn vinger langs haar zachte wang en glimlach haar warm toe.
‘Prachtig, schat. Kom, hoe zullen we je haren doen? Staart of vlecht?’
‘Eerst even de klitten eruit,’ moppert ze.
Ze kijkt weer in de spiegel en probeert de vochtige pijpenkrullen plat te krijgen. Deze dagelijkse handeling roept een klaagzang op, want zoals de meeste mensen die gezegend zijn met krullend haar, is ze er absoluut niet blij mee. Ik smeer er wat crème in en haal mijn vingers erdoorheen om het te temmen. Met de föhn blaas ik het droog en ik kijk haar vragend aan of het naar haar zin is.
Als een waar model zwaait ze de lokken met een zwierig gebaar over haar schouder. Alsof ze tot haar taille vallen, precies zoals ze in filmpjes heeft gezien.
Ze zoekt naar het elastiekje in de kleur die híj het mooiste vindt, verzoekt om een paardenstaart omdat hij dat zo mooi bij haar vindt staan en met geroutineerde gebaren tover ik braaf een fiere paardenstaart tevoorschijn. Ze schuift voor de zekerheid een glitterspeld in haar haren, kijkt in de spiegel en draait haar gezicht van links naar rechts om het eindresultaat te bewonderen.
Ze is tevreden, we hebben groen licht.
‘Zo, nu nog kijken wat ik aan wil trekken!’
Ze is al richting de kleedkamer gesprint. De kastdeur wordt met een groots gebaar opengezwaaid en meerdere shirts vallen na een duidelijk hoorbare afkeuring op de grond.
‘Nee, die niet. Nope, ook niet. Deze vindt hij volgens mij niet mooi…’
Ik blijf met over elkaar geslagen armen in de deuropening staan en kijk grijnzend toe hoe het ene na het andere kledingstuk wordt bekeken. Als geen ander weet ik dat ik vanzelf ontboden word als mijn hulp gewenst is, tot die tijd redt ze zich uitstekend.
En ja hoor, met rode wangen en inmiddels weer volop pluizend haar verschijnt ze voor me, omgekleed in haar favoriete shirt. De broek die ze heeft uitgekozen is iets te kort, maar niets mag de pret drukken.
‘Ik ben er klaar voor!’ jubelt ze.
Ze huppelt de trap af, draait een paar rondjes voor haar vader die de gepaste bewonderende kreten slaakt en duikt dan de trapkast in om haar jas te pakken. Ze zwaait hem in een superman-gebaar over haar hoofd, waardoor het pluis alleen maar meer de overhand neemt en zoekt dan de perfecte schoenen uit. Het worden de zwarte sneakers met zilveren glitters, uiteraard.
Als een ware ‘drill sergeant’ spoort ze me aan om op te schieten en dan haalt ze het kunstwerk tevoorschijn waar ze gisteren een tijd aan heeft gewerkt. Met een bonte verzameling aan kleuren heeft ze een tekening gemaakt die me ontroerde. De eenvoud en de kracht van haar boodschap zijn universeel te begrijpen. Een groot hart met hun namen erbij.
‘Weet hij dat ik eraan kom?’ vraagt ze me.
Ik knik en kijk op mijn telefoon: ‘Ja, ze zijn thuis en hij staat zelfs al op de uitkijk.’
Dat levert een grijns op die ik het liefste ter plekke in zou willen lijsten.
Ze stopt haar kunstwerk uiterst voorzichtig in haar rugzak, zwaait die op haar rug en loopt al richting haar fiets. De wit met roze mountainbike is haar nieuwste trots en mede de reden dat we samen op pad gaan. Ze wil haar fiets aan hem laten zien. Want haar fiets is belangrijk voor haar en hij is haar liefde. Zo simpel is het.
Ze stapt op en kijkt over haar schouder of ik klaar ben om te vertrekken. Ik weet niet of ze beseft dat haar linkervoet ongeduldig op de stoep tikt, maar de boodschap is duidelijk: of ik wil opschieten.
Ik trek mijn eigen fiets uit de schuur en ze komt netjes naast me fietsen. We rijden de straat uit, steken samen de weg over en oefenen met kijken. Links-rechts-links: ze doet het zo serieus dat ik er stiekem om moet lachen. Wat is ze toch een wijs meisje.
Als we vlakbij onze eindbestemming zijn, gaat ze langzamer fietsen en ik hoor een harde klik als ze als een volleerd wielrenster een versnelling terugschakelt.
‘Mam, we mogen niet te dichtbij komen toch?’
Ik voel een korte steek rond mijn hartstreek en probeer de balans te vinden tussen de serieuze aard van de situatie en haar onschuld.
‘Nee, het is beter om wat afstand te houden. Dat geldt voor iedereen. Maar we kunnen voor het raam zwaaien, zelfs even met elkaar praten.’
Ze knikt en grijnst: ‘En mijn nieuwe fiets laten zien!’
‘Natuurlijk!’ grijns ik terug.
‘En mijn kunstwerk laten zien!’ roept ze blij.
Dat behoeft geen antwoord.
We fietsen het laatste stukje en zodra we afremmen zien we hem al bij het keukenraam staan. Met een verlegen glimlach op zijn gezicht staat hij, zoals voorspeld, op de uitkijk.
‘Kijk, hij staat er al!’ roept ze en haar caramelkleurige ogen stralen als de zon op deze mooie lentedag. Ze stapt af, zet haar fiets netjes op de standaard en trekt haar rugzak van haar rug. En dan wordt ze ineens verlegen.
‘Ik durf niet zo goed, we hebben elkaar al zo lang niet gezien.’
Ik snap het; in mijn beleving was de afgelopen week al lang, laat staan voor haar. Het is bijna niet uit te leggen waarom we zo veel thuis zijn, waarom de school gesloten is, waarom ze afstand moet houden.
Ze draalt om me heen en leunt dan tegen me aan. Ik klop troostend op haar helm, zwaai ondertussen naar het gezin dat zich inmiddels voor het raam heeft verzameld en buig me dan naar haar toe om een kus op haar wang te drukken.
‘Kom, je kunt de tekening laten zien en aan hem geven. Ik loop met je mee.’
De deur gaat open en daar staat hij.
Hun blikken ontmoeten elkaar en ze is haar verlegenheid gelijk vergeten. Ze schuift haar handje in de mijne en loopt met zelfverzekerde passen naar hem toe.
‘Kijk!’ roept ze blij en houdt de tekening omhoog. Er vallen wat overtollige glitters vanaf, ze landen op de stoep en waaien hun keuken binnen.
Hij glundert, ook enigszins verlegen onder de situatie. Ze geeft hem de tekening en rekt daarvoor haar armpje helemaal uit. Precies zoals we haar hebben laten zien. Hij doet hetzelfde en ergens in de overgang van buiten naar binnen kan hij het bontgekleurde vel papier aanpakken.
Hij neemt het voorzichtig aan en bekijkt het alsof hij het meest zeldzame Pokémonkaartje ter wereld in handen heeft gekregen.
Ze draait zich om en pakt haar fiets, vol trots showt ze hem van alle kanten. En dan moet er een rondje gereden worden, terwijl hij toekijkt en kan zien hoe ‘geweldig fantastisch’ haar nieuwe fiets is. Als een ware amazone showt ze haar behendigheid en hij vindt het prachtig.
Ik zie de blijdschap op hun gezichtjes, de waarde van dit moment is zo voelbaar dat ik er een brok van in mijn keel krijg.
Prille liefde, althans, niet wat hen betreft. Ze zijn erg serieus. Al enkele maanden volop verliefd en iedereen mag het weten. In de klas zitten ze het liefst naast elkaar, ze sturen elkaar tekeningen, knutselwerkjes en met Valentijnsdag viel er warempel een prachtige kaart voor haar op de mat die ik op de muur naast haar bed moest plakken zodat ze er voor het slapen gaan naar kan kijken.
Puur… dat is het juiste woord. Liefde zonder opsmuk, zonder gedoe, puur omdat ze elkaar lief vinden en graag tijd met elkaar doorbrengen. Handjes vasthouden, samen spelen, elkaars verjaardag vieren, de drinkbeker van de ander opendraaien, ga zo maar door.
Totdat de wereld er ineens anders uitzag en er afstand gehouden moest worden. Ze wist niet hoe ze dat moest doen, want als je elkaar lief vindt, houd je elkaars hand vast en speel je samen. Toen ging de school dicht en was haar vraag of ze hem dan nog wel kon zien.
Alle vragen die ze had, verdwijnen nu naar de achtergrond. Zo simpel is het. Ze genieten allebei van de paar woorden en lachjes die ze op gepaste afstand uitwisselen.
‘Kom, zullen we gaan?’ vraag ik haar.
Ze wuift nog even naar hem en dan stappen we allebei op om weer naar huis te fietsen. Dezelfde weg terug, maar met een ander gevoel. Ze kan de wereld aan!
Ze is blij en deelt met me: ‘Hij ziet er knap uit, mam, ik zag geen corona!’
Ik lach: ‘Zeker, hij ziet er goed uit, ik zag ook geen corona.’
Ze versnelt, schakelt twee versnellingen omhoog en sprint vooruit. Eenmaal thuis deelt ze met haar vader hoe haar ontmoeting is geweest: hoe blij hij was met haar tekening, hoe mooi hij haar fiets vindt, dat hij er knap uitzag. Dan wast ze haar handen en dartelt vervolgens vrolijk naar buiten om nog een rondje te fietsen.
Die avond ligt ze schoongeboend en gekleed in haar favoriete nachtjapon in bed.
‘Kijk, ik heb corona,’ zegt ze en haar vingertje wijst naar de op de stof gedrukte gezichtjes. Inderdaad, de smileys op haar nachthemd lijken net corona’s, voorzien van een glimlach.
Ze aait er met haar handje overheen, bijna koesterend. Dan wijst ze naar een gezichtje dat aan het afbladderen is.
‘Ze gaan vanzelf weer weg, mama… Kijk maar, deze is al bijna weg.’
Ik kruip naast haar om een boek voor te lezen, ze schuift wat op en wil dat ik ook één van haar corona’s aai.
‘Ja, misschien duurt het nog even, maar ze gaan vanzelf weer,’ zeg ik.
Ze zucht en kruipt tegen me aan.
‘Ik ben zo blij dat ik hem gezien heb. Ik hoop dat we snel weer naar school mogen. Mag ik dan met hem spelen?’
‘Tuurlijk!’ zeg ik.
‘Mogen we dan ook weer knuffelen?’
Ik pak haar stevig vast en druk mijn neus in haar krullen.
Dat is antwoord genoeg voor haar.
We lezen het boek en als ze even later in slaap is gevallen stap ik voorzichtig uit bed. In de deuropening kijk ik nog even om. Ze ligt heerlijk en is waarschijnlijk ergens in dromenland met haar vriend aan het fietsen. In een wereld waarin alles kan, alles mogelijk is en ze samen kunnen zijn op de spontane manier die kleuters eigen is. Ze rennen hand in hand door het park, zitten naast elkaar in de klas, lopen samen naar gym, niet langer beperkt door de bizarre realiteit waarin we nu leven.
Kleuterliefde. Op haar tekening weergegeven door haar naam, die van hem, omgeven door een groot hart vol met glitters.
Voor nu, nog even, in deze tijd van corona.
Ge
12 mei 2020
Geweldig Maaike…ik heb genoten en zag het voor me…prachtig!!!
Anna Touw Smit
31 juli 2020
Wat Hartverwarmend, zo herkenbaar in vele vormen. Wat heb je het pakkend geschreven. Het bracht me terug bij Gertje, de jongen met wie ik voor het eerst gezoend heb in de heidetuin in Driebergen. Ik zat in de derde klas van de basisschool en voelde me een en al liefde.
Dank je wel voor het delen.